Nationale Dodenherdenking
Toespraak burgemeester Sharon Dijksma
Toespraak bij de Nationale Dodenherdenking, Domplein, 4 mei 2023
Op een zonnige zaterdagmorgen in 1942 maakte de Utrechtse arts en fotograaf Nico Jesse een foto, op de hoek van het Janskerkhof.
Op verzoek van de Utrechtse gemeentearchivaris maakte hij dat jaar heel veel foto’s op straat.
Want stel dat de stad platgebombardeerd zou worden, dan bleven er in ieder geval beelden bewaard van het dagelijkse leven.
500 foto’s werden het.
En 135 kleurendia’s.
Eén daarvan maakte Nico Jesse op de hoek van het Janskerkhof.
Het is er groen.
De bomen vol in blad.
Tegen de muren van de Janskerk bloeit klimop.
Op het plein is de bloemenmarkt in volle gang.
Het is een heel vertrouwd, Utrechts beeld.
Mensen lopen en fietsen voorbij over straat.
Iemand duwt een volgeladen handkar voor zich uit.
Een bord verwijst naar een fietsenstalling.
Er fietst een jongen door het beeld, zonder jas.
Hij draagt een rode ruitjesbloes en een bril.
Hij kijkt vluchtig opzij.
Niets aan de hand, zou je zeggen.
Maar dan wordt je blik getrokken naar iemand onderin in beeld.
Een jong meisje.
Ze loopt - zo te zien - toevallig in beeld.
Half zichtbaar, in de schaduw.
Draagt een donkere jurk met ruitjes, witte knopen en een kanten kraagje.
Donkere, ronde bril.
Een witte strik in het haar.
We weten niet waarnaar ze op weg is.
We weten niet hoe ze zich voelt.
Maar een ding weten we wel: ze is ten dode opgeschreven.
Ze draagt iets geels op haar jurk.
Een jodenster.
Dit merkteken moest ze verplicht dragen, vanaf 3 mei 1942.
Het maakte haar afkomst zichtbaar voor iedereen.
Zeker voor de bezetter, zodat ze haar niet zouden vergeten.
Hoe zouden die omstanders op het Janskerkhof naar dit meisje hebben gekeken?
Zouden ze haar überhaupt opgemerkt hebben?
Zou die gele ster op haar jurk hen opgevallen zijn?
Of zouden ze er niet meer van opgekeken hebben?
Zouden ze van binnen koken van woede, om het onrecht van de jodenvervolging?
Of zouden ze zich meer zorgen maken over hun eigen lot?
Of juist om allebei - in een verwarrende mengelmoes van emoties?
Als je maar lang genoeg naar zo’n foto uit de oorlog kijkt, dan borrelen er zoveel vragen op.
Vragen over toen.
Maar ook vragen over nu - en over ons.
Wat zou jij voelen - daar op het Janskerkhof?
Wat zou ú denken?
Wat zou ík doen?
We weten niet hoe het dit meisje is vergaan.
Maar we weten wel dat 100.000 Nederlandse joden de holocaust niet hebben overleefd.
Niet te bevatten cijfers.
En achter elk cijfer schuilt een mens.
Een mens zoals dit meisje.
Zo moeten we hen blijven zien.
Als mensen, zoals u en jij en ik.
Juist nu de kennis over deze enorme misdaad tegen de menselijkheid wegzakt.
En juist nu het zelfs actief wordt ontkent door een deel van onze samenleving.
Het sprak altijd vanzelf dat we dít nooit meer wilden.
En nu blijkt deze vanzelfsprekendheid weg te vallen.
Dat is ernstig.
Laat dit voor ons allemaal een alarmbel zijn.
Zoals de bezetting en de jodenvervolging ook een alarmbel was voor de ongeveer 45.000 Nederlandse helden, die kozen voor het verzet.
En voor de honderdduizenden die hen daarbij hielpen, op de achtergrond.
Helden zoals het echtpaar Wopke en Heiltje Kooistra.
In hun huis in de Rivierenwijk vingen ze 3 jaar lang 8 joodse mensen op.
Bij hen waren ze veilig.
En ondertussen reisde Wopke het land door om andere onderduikers op veilige plekken onder te brengen.
Rietje de Haan-Kooistra is hun dochter.
Als peuter maakte ze de oorlogsjaren mee.
Op scholen vertelt ze het verhaal van haar dappere ouders in de oorlog.
Zodat ook onze kinderen het niet vergeten.
Rietje en ik leggen zometeen samen een krans, ter nagedachtenis aan alle Utrechtse oorlogsslachtoffers.
Vijf jaar lang was Utrecht onvrij.
Gelukkig werd de stad niet platgebombardeerd.
Maar van de eerste tot de laatste dag van de oorlog kwamen er wel stadgenoten om het leven.
Joden.
Roma en Sinti.
Gehandicapten en geesteszieken.
Communisten, verzetsstrijders, homoseksuelen, vrijmetselaars, Jehova's getuigen.
Burgers en militairen.
Vrouwen en mannen.
Ouderen en kinderen.
Zojuist waren we 2 minuten stil, om hen allemaal te herdenken en te eren.
Mede dankzij hún offer kunnen wij nu in alle vrijheid langs de bloemenmarkt lopen of fietsen.
Zonder gele ster of ander gedwongen merkteken.
Zonder om hun schouder te hoeven kijken.
Helemaal vrij.
Als je lang genoeg naar die foto van Nico Jesse kijkt, dan besef je dat échte vrijheid niet vanzelf spreekt.
Datzelfde besef nam ik twee weken geleden mee terug uit Kyiv.
De hoofdstad van een land dat nu lijdt onder een wrede bezetter.
Waar nu mensen onschuldig sterven, gewoon om wie ze zijn.
Onze Oekraïense vrienden leven al meer dan een jaar in onrecht en onvrijheid.
Hun moed en standvastigheid zijn een groot voorbeeld voor ons.
En ze doen tegelijk een appèl op ons:
Zijn wij bereid om de vrijheid - van onszelf én die van anderen - elke dag met zorg te onderhouden?
Zodat ook Utrecht een open en vrije stad is én blijft?
En mag die zorg ons iets kosten?
Op die foto uit 1942 zien we geen soldaten op het Janskerkhof.
Maar we weten dat ze er waren.
We weten dat er - ook op die zomerse zaterdag in 1942 - grote offers voor onze vrijheid zijn gebracht.
In Utrecht, in Nederland en elders in Europa en de wereld.
Door soldaten, die voor ons vochten.
Door onschuldige mensen, die werden vervolgd om wie ze waren.
Door gewone Utrechters, die in verzet kwamen en opstonden voor de vrijheid van anderen.
Wij gedenken hen allemaal met diep respect en grote dankbaarheid.
We eren hun moed.
En we beloven elkaar dat we het zullen blijven doorvertellen:
wat dat wandelende meisje op het Janskerkhof moest doorstaan, gewoon om wie ze was.
Maar ook dat er moedige helden opstonden, voor haar en voor ons.
We zullen hen nooit vergeten.