Jeugdmonitor

Algemene vragen

A1. Hoe voel jij je nu?
□ □ □ □ □
A2. Ben je een…?
□ jongen
□ meisje
□ anders dan een jongen of meisje
A3. In welke schoolgroep zit je?
□ groep 7
□ groep 8
A4. Ben je in Nederland geboren?
□ ja
□ nee
□ weet ik niet
A5. Is jouw moeder in Nederland geboren?
□ ja
□ nee
□ weet ik niet
A6. Is jouw vader in Nederland geboren?
□ ja
□ nee
□ weet ik niet

B. Vragen over je gezondheid

B1. Hoe is jouw gezondheid?
□ goed
□ gaat wel
□ slecht
B2. Slaap je vaak slecht?
□ ja
□ nee
B3. Voel je je vaak moe?
□ ja
□ nee
B4. Heb je vaak hoofdpijn?
□ ja
□ nee
3
B5. Heb je vaak buikpijn?
□ ja
□ nee
B6. Hoe laat ging je gisteren slapen (dus het licht uitdoen en ogen dicht)?
Bijvoorbeeld om kwart over 8 of half 10.
…………………………………………
B7. Hoe laat werd je vanmorgen wakker?
…………………………………………
B8. Poets je je tanden ’s ochtends?
□ ja, altijd
□ ja, maar niet altijd
□ nee, nooit
B9. Poets je je tanden ‘s avonds?
□ ja, altijd
□ ja, maar niet altijd
□ nee, nooit
B10. Ontbijt jij op de dagen dat jij naar school gaat?
Denk hierbij aan een normale week.
□ ja, altijd
□ ja, maar niet altijd
□ nee, nooit
B11. Ontbijt jij op zaterdag en zondag?
Denk hierbij aan een normale week.
□ ja, altijd
□ ja, maar niet altijd
□ nee, nooit
B12. Neem jij fruit of groente mee naar school?
□ ja, elke dag
□ ja, maar niet elke dag
□ nee, nooit

C. Vragen over alcohol en roken

C1. Heb je wel eens een drankje met alcohol gedronken?
□ nee
□ ja
C2. Heb je wel eens een sigaret gerookt?
□ nee
□ ja
C3. Heb je wel eens een vape gebruikt?
□ ik weet niet wat een vape is
□ nee
□ ja
4
C4. Heb je wel eens snus gebruikt?
□ ik weet niet wat snus is
□ nee
□ ja
C5. Zie jij wel eens iemand roken of een vape gebruiken bij jou thuis?
□ nee
□ ja, soms
□ ja, vaak
C6. Zie jij wel eens iemand roken of een vape gebruiken bij jou op school?
□ nee
□ ja, soms
□ ja, vaak

D. Vragen over hoe jij over jezelf denkt en hoe je je voelt

D1. Hoe gelukkig ben je?
□ □ □ □ □
D2. Maak jij je zorgen over jouw toekomst?
□ ja
□ nee -> DOOR NAAR VRAAG D4
D3. Waar maak je je zorgen over?
D4. Als je iets gaat doen, ben je dan bang dat het je niet lukt?
□ nee
□ ja
D5. Kan je er goed mee omgaan als er iets vervelends gebeurt?
□ nee
□ ja
D6. Weet je wat je moet doen als er iets vervelends gebeurt?
□ nee
□ ja
D7. Kun je met iemand praten over jouw problemen?
□ nee
□ ja
□ ik heb nooit problemen
D8. Voel je je vaak alleen?
□ nee
□ ja
D9. Vind je het belangrijk wat andere kinderen van je vinden?
□ nee
□ ja

E. Vragen over bewegen en sporten

E1. Heb je een zwemdiploma?
□ nee
□ ja
E2. Loop of fiets je naar school?
Denk hierbij aan een normale week.
□ nee, nooit
□ ja, maar niet elke dag
□ ja, elke dag
E3. Zit je op een sport?
□ nee -> DOOR NAAR VRAAG E5
□ ja -> VRAAG E5 OVERSLAAN
E4. Doe je dit elke week?
We bedoelen dan één keer of vaker in de week.
□ nee
□ ja
E5. Waarom zit je niet op een sport?………………………………………………………………

F. Vragen over school

F1. Vind je het moeilijk om stil te zitten op school?
□ nee
□ ja
F2. Kun je goed opletten als de juf of meester iets vertelt?
□ nee
□ ja
F3. Vind je het leuk op school?
□ nee
□ ja
F4. Kun je met een juf of meester op school praten over jouw problemen?
□ nee
□ ja
F5. Maak je je zorgen om jouw schooladvies?
Dat is het advies over welk niveau je gaat volgen op de middelbare school.
□ nee
□ ja
F6. Word jij gepest op school?
□ nee
□ ja
F7. Voel je je veilig op school?
□ nee
□ ja
6

G. Vragen over thuis

G1. Voel je je thuis gelukkig?
□ nee
□ ja
G2. Kun je met je ouders over jouw problemen praten?
□ nee
□ ja
G3. Zijn je ouders gescheiden?
□ nee
□ ja
G4. Voel je je thuis wel eens onveilig?
Als je dit alleen meemaakt bij één van je ouders thuis, vul dan ook ‘ja’ in.
□ nee
□ ja
G5. Vind je het thuis vaak ongezellig?
Als je dit alleen meemaakt bij één van je ouders thuis, vul dan ook ‘ja’ in.
□ nee
□ ja
G6. Is er veel ruzie thuis?
Als je dit alleen meemaakt bij één van je ouders thuis, vul dan ook ‘ja’ in.
□ nee
□ ja
G7. Word je thuis wel eens geslagen of uitgescholden?
□ nee
□ ja
G8. Denk je wel eens over weglopen van huis?
□ nee
□ ja
G9. Heeft één van je ouders, broers of zussen een ernstige ziekte of handicap?
□ nee
□ ja
G10. Hebben jullie thuis problemen met geld?
□ nee
□ ja
□ weet ik niet
G11. Hebben je ouders wel eens moeite om eten te kopen omdat er weinig geld is?
□ nee
□ ja
□ weet ik niet
G12. Hebben je ouders wel eens moeite om kleding te kopen omdat er weinig geld is?
□ nee
□ ja
□ weet ik niet

H. Vragen over vrije tijd

H1. Speel je buiten op de dagen dat jij naar school gaat?
□ ja, altijd
□ ja, maar niet altijd
□ nee, nooit
H2. Speel je buiten op zaterdag en zondag?
□ ja, altijd
□ ja, maar niet altijd
□ nee, nooit
H3. Kijk jij in je vrije tijd veel naar een beeldscherm?
Het gaat hier niet om beeldschermgebruik op school of met huiswerk maken.
□ nee
□ ja
H4. Zijn er bij jou thuis afspraken over hoe lang je je mobiel, tablet of computer mag gebruiken?
□ nee
□ ja
H5. Zijn er bij jou thuis afspraken over hoe lang je mag gamen?
□ ik game niet
□ nee
□ ja
H6. Zijn er bij jou thuis afspraken over wat je online mag bekijken?
□ nee
□ ja
H7. Zijn er bij jou thuis afspraken over wat je online deelt?
□ nee
□ ja
H8. Word je wel eens online gepest?
□ nee
□ ja
H9. Word je wel eens gediscrimineerd (bijvoorbeeld vanwege je huidskleur, geloof of handicap)?
□ nee -> DOOR NAAR VRAAG H11
□ ja
H10. Waarom word je wel eens gediscrimineerd?
Je mag meerdere antwoorden geven.
□ vanwege mijn huidskleur of afkomst
□ vanwege mijn geslacht
□ vanwege mijn handicap of beperking
□ vanwege mijn geloof
□ iets anders, namelijk: ………………………………………
H11. Voel je je veilig in jouw buurt?
□ nee
□ ja