Dodenherdenking 2025

Toespraak burgemeester Sharon Dijksma

Domplein, 4 mei 2025

Burgers van Utrecht! Beste mensen,

In Utrecht kijken we naar elkaar om.  
We leven hier samen, en niet langs elkaar heen, hoe verschillend we ook zijn.  
Een echte stad, maar niet anoniem; een stad waar je mag zijn wie je wilt zijn.  
Daar zorgen we voor.  
Morgen vieren we de vrijheid, ook onze Utrechtse vrijheid, die dan haar 80e verjaardag viert.  
Vanavond staan we stil bij de offers die daarvoor zijn gebracht, bij de moed die is getoond, en bij de slachtoffers van vervolging, die het niet was gegund om te leven in deze vrije stad.
Zij werden slachtoffer van een misdadig systeem, dat in amper één maand tijd de Duitse democratie kon vervangen.

Als de Nederlander Marinus van der Lubbe brand sticht in de Rijksdag, is dat voor de nazi’s de perfecte dekmantel om de heipalen van de dictatuur te kunnen slaan.  
De volgende dag tekenen de nazi’s het Rijksdagbrandbesluit, en dan gaat het snel.
De vrijheid van meningsuiting wordt afgeschaft.  
Nog geen maand later volgt de machtigingswet, waarmee het parlement buitenspel wordt gezet.  
Het eerste concentratiekamp, Dachau, wordt geopend.

En als de macht is gegrepen, de grip verstevigd en de democratie afgeschaft, volgt het volgende hoofdstuk: expansie.  
Duitsland moest weer groots worden; zo was de overtuiging.
In 1935 krijgen de nazi’s het eerste gebied terug, het Saarbekken. Het Saarbekken is rijk aan steenkool, heeft een strategische ligging, en heeft grote symbolische waarde.  
Dan volgt de bezetting van het Rijnland, de annexatie van Oostenrijk, de bezetting van Tsjechië, en uiteindelijk de invasie van Polen.  
Hoe rechtvaardigden de nazi’s eigenlijk die expansiedrift?
“Het is rechtvaardig, want andere landen hebben geen bestaansrecht.”
“Het is nodig, want Duitstalige minderheden worden onderdrukt.”
“Het is zelfverdediging, want de omringende landen vormen een bedreiging.”
Misschien herkent u deze drogredenen?

In 1940 is Nederland aan de beurt.  
Op 10 mei schrijft de Utrechtse burgemeester Ter Pelkwijk in zijn dagboek: ‘De berichten, die geleidelijk binnen komen, zijn verpletterend. Overal zijn parachutisten geland, Duitsland dreigt met totale vernietiging.’ In de dagen die volgen sneuvelen jonge soldaten bij de Grebbelinie, niet ver van Utrecht, ook hen herdenken wij vandaag.
Met een mengeling van nieuwsgierigheid, woede en paniek zien Utrechters hoe de Duitsers een dag na het bombardement op Rotterdam de stad binnentrekken en door de binnenstad paraderen. Meteen zag het zwart van de soldaten, in honderden Utrechtse huishoudens moesten Duitse soldaten worden ondergebracht.  
We dachten dat we sterk stonden.  
We waren lang gerustgesteld, in slaap gewiegd.  
Het zorgt voor verwarring, angst en onzekerheid.
Opeens moeten we onszelf censureren, iets waar Utrechters weinig talent voor hebben.  
Er komen avondklokken en rantsoenen.
Een enkeling pleegt verzet.  
Maar de meerderheid buigt mee. 

Inmiddels bouwen de nazi’s hun concentratiekampen niet alleen meer voor politieke tegenstanders, maar voor iedereen die niet past in hun verwrongen ideaal.   
Joden, Roma en Sinti – zij worden systematisch gedeporteerd.  
Maar niet alleen zij eindigen in een kamp.  
Ook homo’s en transpersonen, verstandelijk beperkten en geesteszieken, gehandicapten, socialisten en communisten, jehova’s getuigen en vrijmetselaars, zwarte mensen, daklozen, Polen, Slaven, schrijvers, kunstenaars en intellectuelen.  
Zij worden vernederd, gesteriliseerd, of vermoord.  
Vanavond herdenken wij hen.  

En terwijl een aantal van de zwartste bladzijden in de geschiedenis worden geschreven, zijn de daders die geschiedenis al aan het herschrijven.  
Met grote woorden en met leugens.
Slachtoffers worden daders, en andersom.  
Agressie wordt zelfverdediging.
Diversiteit wordt zwakte.

De inspiratie daarvoor is een virus.  
Dat pure, historische virus van het antisemitisme, van racisme, van haat en intolerantie.  
Duizenden jaren oud, ouder dan onze democratie.  
Het lijkt een eeuwige oorlog, die we tot de dag van vandaag nog steeds niet weten te winnen.  

Beste mensen,  
Vanavond, 4 mei 2025, zijn wij hier samen bij onze Dom.
Waarom komen wij hier en elders in de stad bij elkaar, 80 jaar na de bevrijding?
De holocaust is met alleen al in Nederland meer dan 100.000 Joodse slachtoffers een absoluut dieptepunt in de menselijke geschiedenis.
En tegelijk staat het niet los van het nu.  
Het is geen eiland in de tijd.  
Als we de doden herdenken, als we stil staan bij hun lot, hun herinnering eren, dan hoort daar ook deze vraag bij: wat willen zij dat wij doen?  
Democratie, vrijheid en gelijkwaardigheid staan vandaag immers wereldwijd opnieuw onder druk.  
De geschiedenis kijkt mee over onze schouders - maar wat doen wij? 

Kunnen we tenminste leren van de verhalen uit het verleden? Denk bijvoorbeeld aan Ries van der Steen, die uit protest tegen de deportaties een pamflet verspreidde met de tekst: Amsterdam staakt, dus wij ook!  
Zo wist hij de arbeiders van Werkspoor ervan te overtuigen om het werk neer te leggen.  
Het was de start van de Utrechtse Februaristaking.  
De dochter van Ries is hier vandaag, Saskia van der Steen. Ik leg zometeen samen met haar een krans. De razzia’s, de pesterijen en de discriminerende maatregelen van de nazi’s: ze troffen de vakbondsmensen misschien niet direct.  
En toch voelden zij de verantwoordelijkheid om op te komen voor de ander, voor de onderliggende partij.

En ik denk aan Claartje van Aals, die werkte in een psychiatrisch ziekenhuis. Zij weigerde onder te duiken, wilde de patiënten niet alleen laten.
Aan haar vriendin Aagje schrijft ze een brief. ‘Als ik wil kan ik onderduiken, maar ik voel me verplicht om met de mensen mee te gaan, want daar gaat je hart naar uit.’
Lang werd gedacht dat de nazi’s de allerzwaksten zouden sparen.  
Dat bleek een misvatting.  
Claartje eindigde in Auschwitz, net als veel patiënten.  

Ik denk aan hen, maar ik denk ook aan het Utrecht van vandaag en het Utrecht van morgen. We herdenken immers ook omdat we daarmee leed in de toekomst willen voorkomen. “Nooit meer oorlog!” was jarenlang een belangrijk credo. En dus denk ik aan alle Utrechters op dit plein en in onze stad, maar ook aan mensen elders in de wereld.
Aan de mensen die vandaag worden vernederd, vervolgd of systematisch vermoord om wie ze zijn, van wie ze houden of simpelweg om waar ze wonen. Ik denk aan al die duizenden kinderen in Gaza die nu honger lijden en diepe ontberingen moeten doorstaan. En ik denk aan de duizenden kinderen die daar zijn gestorven in slechts anderhalf jaar tijd.
Ik denk aan de achtergebleven familie van vele van onze nieuwe Oekraïense stadsgenoten die gebukt gaan onder oorlog en bombardementen.
Ik gun hen allen een plek, een land, een stad waar we omkijken naar de ander, waar we overeenkomsten benadrukken in plaats van verschillen.  We staan hier op het Domplein, pal voor de Dom met haar historische klokken, die al eeuwenlang hetzelfde geluid laten horen. Een geluid dat aan mensen laat weten: hier heb jij een thuis. En op één van die klokken, de Martinus, staat een prachtige inscriptie, woorden waar ik mee wil afsluiten: ‘Ik, Martinus, met een stem van twee tonen hoger, beschermer van de vaderstad, in het bijzonder van de Utrechtse Dom, zal ook voor mijn burgers een tweede muur zijn, telkens wanneer de tijd tweedracht zaait.’
Een beschermende boodschap, maar ook een opdracht aan ons allen. Want de tijd zaait méér dan ooit tweedracht. En vandaag is het aan ons om pal te blijven staan voor onze democratische waarden en universele mensenrechten.

Dankuwel.